livres. lus. approuvés.
Bienvenue chez Bibliomania, le spécialiste en ligne du livre de seconde main
FR  •  NL
Panier
0
Les tramways vicinaux de Bruxelles-Sud en images / De buurttrams uit Brussel-Zuid in beeld
Cartonné / 116 pages / édition de 1979
langue(s) : français, néerlandais
ISBN : 9028800808
EAN : 9789028800809
dimensions : 150 (h) x 208 (l) x 13 (ép) mm
poids : 340 grammes
Cet ouvrage n'est
pas disponible
actuellement sur
Bibliomania
Les premiers trams vicinaux de Bruxelles-Sud partirent respectivement de la porte de Ninove (1887) et de la place Rouppe (1892). Ils desservaient des villages qu’aucune autre liaison directe ne reliait généralement à la capitale.

Les vicinaux de Bruxelles-Sud, toujours bondés, étaient très populaires. Ils furent, en effet, pendant des années, l’unique moyen, sûr et familier, non seulement de centaines d’ouvriers et d’employés, mais aussi des femmes qui venaient faire du shopping à Bruxelles.

Ces tramways avaient un charme typique. Ils progressaient à un train de sénateur et les conducteurs faisaient de leur mieux pour respecter scrupuleusement les horaires. Les contrôleurs veillaient au grain, surgissant aux moments les plus inattendus pour contrôler les titres de transport et régler, avec les conducteurs, les menus problèmes d’horaires, d’avaries, etc... Le matin et le soir, aux heures de pointe, les vicinaux remorquaient facilement quatre ou cinq voilures. Un vrai «train» dont le personnel dévoué était vite débordé. Entre les heures «chaudes», la motrice seule suffisait à la tâche. Et le «folklore» ne perdait pas ses droits, les conducteurs jouant alors aux facteurs occasionnels, faisant du «porte-à-porte» pour livrer, ici et là, aux arrêts, quelques petits colis. Aux terminus et aux arrêts, conducteurs, receveurs, contrôleurs et maints voyageurs allaient étancher une petite soif dans d’accueillants cafés à l’enseigne du «Café de l’Arrêt du Tram», «Café Terminus» et autres...

Il régnait parfois une chaleur étouffante dans les vicinaux. Un fameux petit poêle, appelé «petit diable», y veillait! Par la suite, remorques et voitures furent chauffées à l’électricité, mais cette chaleur, jointe aux cahots des voitures, précipitaient les voyageurs d’un jour sur une salvatrice plate-forme ouverte. Les coussins des sièges possédaient cette caractéristique odeur «tramway». Une odeur subtilement différente, par exemple, à celle de moisi (!) qui se dégageait des premières classes dans les trains... La laine des coussins des vicinaux fut remplacée, dans les années cinquante, par du cuir (ou du simili cuir).

Les Bruxellois, fiers de leurs propres trams urbains, regardaient les vicinaux d’un œil passablement méprisant. Mais ils furent tout heureux de pouvoir les utiliser, pendant la deuxième guerre mondiale, pour aller glaner chez les paysans des petites communes de la périphérie, qui des œufs frais, qui du lard ou du jambon fumé, qui des roues de reconstituants pains de froment! C’était le fameux «tramway des smokke-leirs».

Le personnel du «vicinal» a toujours jalousement [...]


Sedert 1887 vertrokken buurttrams uit Brussel-Zuid (achtereenvolgens vanaf het Ninoofseplein, 1887, dan vanaf het Rouppeplein, 1892), die reizigers naar dorpen brachten welke veelal over geen directe treinverbinding met Brussel beschikten.

Deze „boerentrams” genoten een grote populariteit en zij waren jarenlang het vertrouwde vervoermiddel voor honderden arbeiders en bedienden en ook voor dames die gewoon in onze hoofdstad wilden gaan boodschappen.

Deze trams hadden een eigen charme. Ze reden met een respectabele snelheid en hun bestuurders stelden alles in het werk om de uurregelingen, zoals deze voorkwamen in de „Dienstregeling”, na te leven. Daarvoor waren er ook de controleurs. Deze doken op de meest onverwachte momenten op aan de haltes om de tickets van de reizigers te controleren en er zorg voor te dragen dat de moeilijkheden die de bestuurders wel eens ondervonden, in het voordeel van een stipte uurregeling konden opgelost worden.

’s Morgens en ’s avonds reden de trams met vier of vijf aanhangwagens en dan had al het trampersoneel het heel druk. Na de spitsuren waren het doorgaans individuele motorwagens die de verbindingen verzekerden. De bestuurders werden ook wel eens aangesproken om vanuit een of andere halte een pakje mee te nemen, dat dan werd aangepakt ter hoogte van een verder opwaarts gelegen „tramstilstand”. Bij de terminussen en tramhaltes stonden veelal florerende herbergen (ze heetten dikwerf „Café Terminus”, „Café Tramhalte”, „Café Tramstilstand”), waar de bestuurders, ontvangers, controleurs en niet minder de reizigers zelf hun droge keel konden verfrissen. In de „boerentram” brandde een kacheltje, „duvelke” genoemd. De motorwagen en de aanhangwagens werden elektrisch verwarmd. Die warmte gaf, ook door het schokken van de rijtuigen, soms een onbehaaglijk gevoel. Daardoor moesten reizigers die het „trammen” — vooral tijdens het koudere seizoen — niet gewoon waren, wel eens op het tramplatform wat frisse lucht gaan happen om er weer voor de verdere reis tegen te kunnen. De kussens van de zetels hadden een specifieke „tramgeur”, die verschilde van de muffe „eerste-klassegeur” in de treinen. Die wollen kussens verdwenen in de járen vijftig en werden vervangen door sterkere en duurzamere (kunst)lederen. Hierdoor verdween het typische fluweelachtige „dessin” op de zitbanken in de buurttrams.

De Brusselaars, trots op de eigen stadstram, keken minachtend neer op de „boerentrams”. Maar tijdens de Tweede Wereldoorlog waren ze toch zeer tevreden, omdat ze met deze trams de zo begeerde boereneieren, heerlijke, gerookte ham, versterkend spek en grote witte broden uit de kleine gemeenten van de Brusselse omgeving konden aanvoeren. Toen noemde men deze trams ook wel eens „smokkeltrams”.
rechercher des articles similaires par catégorie
rechercher des articles similaires par thème: