In Brussel zijn grote boulevars
Met hoge huizen en bree trottoirs
En chik'hotels met veel confort
Van de Midi tot aan de Nord.

't Is allemaal "société française"
ofte wel "compagnie anglaise"
Z'heten Brussel «petit Paris»
Van de Nord tot aan de Midi.

Ge ziet vrouwen en kinderen,
Heule schat,
Dat sleept zijn armoe door de stad,
Met een gezicht lijk ne croq'mort,
Van de Midi tot aan de Nord.

En aan d'hotels op de terras
De parvenus, dat maakt veel ambras
Dat zuipt wijn en dat eet roti
Van de Nord tot aan de Midi.

Met 'n redingot, nen hogen hoed,
Wat de klerage toch doet,
Ge zijt gediend lijk ne "Milord"
Van de Midi tot aan de Nord.

Maar draagt'en muts of draagt ne kiel,
Ge zijt werkman of doet ne stiel
Niemand erkent u nemi
Van de Nord tot aan de Midi.

Al dat volk spreekt op den trottoir
Dat smijt zijn chiek, zijn cout'sigaar
En dat marcheert lijk op ressort
Van de Midi tot aan de Nord.

't Is er gerij... 't is er gewoel,
Voitures en trams en g'heel den boel
Dat passeert en ge ziet ze nemi
Van de Nord tot aan de Midi.

En 's avond, lijk 't slecht kruid,
Dan komen de nachtzwolmen uit,
Met 'n grote pluim op de castor,
Van de Midi tot aan de Nord.

Ge ziet er grote en ge ziet er klein,
Ge ziet er zelf die n'mi jong 'n zijn,
Dat komt toch uit heule garni
Van de Nord tot aan de Midi.

Dat maakt veel wind en veel beslag
Dat heeft geslapen heel den dag
En 's avond zoekt dat nen "trésor"
Van de Midi tot aan de Nord.

Dat komt, dat gaat, dat blijft niet staan
Dat weet niet waar naartoe te gaan
Dat zegt alleman "bonsoir chéri"
Van de Nord tot aan de Midi.

Maar 't volk vermindert in de straat
De cafés sluiten, het wordt laat,
De gaz gaat uit achter de store
Van de Midi tot aan de Nord.

Ge ziet nen hond die rodeert
Daar de patrouille die passeert,
En Brussel slaapt... g'hoort niks nemi
Van de Nord tot aan de Midi.