La S.N.C.B. déjà pendant les années 1950 et jusque dans les années 1970 va commander pas moins de 200 locomotives électriques réparties entre les séries 22, 23, 25 et 26. Un total de 22 nouvelles locomotives construites entre 1960 et 1961 par les CFM de Nivelles (BN) ont été délivrées à la S.N.C.B. Ces locomotives dérivées de du type 122 et 123 reçurent la numérotation de type 125 (16 premières locomotives) et de type 140 (6 locomotives suivantes). La différence entre les deux types réside dans la transmission qui permettait au type 140 d’atteindre les 140 Km km/h cela est pourquoi... le type 140. Par la suite les six locomotives du type 140 furent numérotées en 125.1 dans les années 1967 et 1968 qui au final reçurent de nouveau la même transmission que les premières type 125. En 1971, lors de la nouvelle numérotation, toutes les locomotives recevront le numéro 25 (2501 à 2522). Cette série de locomotive connut un grand nombre de transformations et en I973 avec le besoin de locomotives bicourant pour assurer les services « Benelux » entre Bruxelles et Amsterdam. Huit locomotives furent donc transformées pour l’alimentation en 1,5 kV et 3 kV ainsi que l’équipement pour la réversibilité et pour la circulation aux Pays-Bas. Les motrices 25 15, 2516 (ex type 125) et de 2517 à 2522 (ex type 125.1 et ex type 140) seront sélectionnées pour être transformées en 25,5.


De N.M.B.S. staat reeds in de járen 1950 en dat tot in de járen 1970 voor de bestelling van niet minder dan 200 elektrische locomotieven, verdeeld over de reeksen 22, 23, 25 en 26. Een lot van 22 nieuwe locomotieven, gebouwd in de periode 1960 en 1961 door CEM de Nivelles (BN) werden aan de N.M.B.S. af geleverd die afgeleid waren van de types 122 en 123 en kregen de nummering type 125 ( de eerste 16 locomotieven) en het type 140 ( de 6 overige), l iet verschil tussen de twee types was terug te vinden bij de overbrenging die bij het typel40 toeliet om een maximum snelheid van 140 km/u te halen; vandaar type 140... Vervolgens werden de 6 locomotieven van het type 140 hernummerd tot 125.1 in de járen 1967 -1968 en daarbij uiteindelijk een transmissie kregen gelijk aan die van het type 125.

In 1971, bij de invoering van de nieuwe nummering, kregen alle locomotieven het nummer 25 (2501 tot 2522). Deze reeks locomotieven ondergingen in de loop der tijd talrijke verbouwingen en in 1973 ontstond de noodzaak om twee-spannings locomotieven te bezitten voor het uitvoeren van de “Benelux" diensten tussen Brussel en Amsterdam. Acht locomotieven werden aangepast om te kunnen rijden zowel onder 1.5 kV in Nederland als 3 kV en kregen de uitrusting om ingezet te worden in trek- duw dienst.

Volgende locomotieven werden uitgekozen om om te bouwen tot reeks 25.5; 2515 en 2516 (ex type 125) en 2517 tot 2522 (ex type 125.1, ex type 140).