livres. lus. approuvés.
Bienvenue chez Bibliomania, le spécialiste en ligne du livre de seconde main
FR  •  NL
Panier
0
Art nouveau België (Europalia 1980)
Broché / 482 pages / édition de 1980
langue(s) : néerlandais
dimensions : 296 (h) x 220 (l) x 29 (ép) mm
poids : 1955 grammes
Cet ouvrage n'est
pas disponible
actuellement sur
Bibliomania
Kortstondig, gedurende tien, ten hoogste vijftien jaar (circa 1890-1905) bestond in België het Art Nouveau-verschijnsel op zulk een niveau, dat het behalve in België ook in Europa een sterke uitstraling had. Met wat goede wil kan men tot 1914 gaan.

Ongekend was het elan waarmee een kleine groep begaafden het aspect van de samenleving aanviel, tot in zijn wortels en van een jonge nieuwe levensbewustwor-ding uit, overmoedig werkte aan een hergeboorte van de gestalte van de samenleving, zoals die jonge groep, geleid door een droom, meende dat het zou moeten zijn. Droom, maar pas op, niet helemaal een roman-tisch-poëtische droom. De Art Nouveau-bewustwording groeide in een Europese samenleving die de Franse revolutie en de commune van Parijs achter de rug had. De droom gold de werkelijkheid, het was de Freudiaanse droom; men zocht een therapie: de droom was substituerend, verdringend, symbolisch. Adolf Loos, die op zijn beurt sedert 1898 tot in 1908 met ‘Ornament und Verbrechen’, de Art Nouveau-ontwikkeling probeerde radicaal te zuiveren en het ornament te doden, deed dat met een opmerkelijke Freudiaanse inslag. Het Weense klimaat begon de Belgisch-Franse dominante, met een Weens-Engelse Mackintosh verfijning van de Wiener Werkstatte, voor een elite, en met de felle tegenspeler Loos, aan een naderend einde te herinneren.

Brussel, dat Horta, van de Velde, Hankar groot had zien worden, sloot in feite de Art Nouveau-bloei af toen een Belgische bankier Stoclet voor zijn zeldzame bouwplannen meer gevoelig bleek voor Josef Hoffmann, die hij in Wenen had leren kennen en bepaald niet het puritanisme van Loos aanhing. Het in 1905 begonnen, in 1911 voltooide, plan behoort zowel tot Brussel, waar het een onvervangbaar, onmisbaar element in het stadsbeeld werd, als naar de geest tot Wenen, waar een paleis van deze kwaliteit overigens niet ontstond. Het werd de schoonste afsluiting van een beweging. De idee van de ornamentiek verplaatst naar de kostbaarheid van materialen en de beroemde en beruchte van de Velde-Horta golvende lijn, gesubstitueerd door een strenge, strakke verticale-horizontale structuur.

De keuze uit de 150 járen onafhankelijkheid van België, juist van die 10 a 15 járen Art Nouveau, kon moeilijk beter zijn beweest, want noch daarvoor noch daarna heeft België een zo complexe beweging gekend, de uitkomst van een alles-omvattend proces van een nieuwe levensbewustwording. Wie in 1980 de bijeengebrachte verzameling meubels, tapijten, juwelen, eet- en drinkgerief, reclamebiljetten, aardewerk, boeken en architectuur-ontwerpen bekijkt met een overwegend esthetisch zintuig en oordeel, zal moeite hebben om de eigenlijke achtergrond, de voedingsbodem gewaar te worden. Deze gold niet het individu, de heroïsche mens van de renaissance, maar de totale samenleving. Zo sterk, dat schilderkunst en beeldhouwkunst geen typische bestanddelen van Art Nouveau konden worden, maar bijverschijnselen. De leidende rol van deze wilde men onderdrukken. De bestaande maatschappij werd of als ziek of als materialistisch overgezond gezien (lees van de Velde: Déblaiements d’arts, 1893), onmachtig tot creatie. Er ontstond een psychisch en sociaal cultureel klimaat, dat macht kreeg over de estheten, met alle problematiek daarvan. De kunsthistorie met haar minstens zeven visies op Art Nouveau, zal nog over heel wat meer gegevens en over een ander soort kunsthistoricus van uitgebreider disciplines moeten beschikken om tot een overtuigend, omvattend beeld te komen.

Het bijna simultaan verschijnen van Neo-impressio-nisme, Symbolisme, de Decadenten en Art Nouveau, heeft bovendien nog te maken met een beschaving, waarin La Belle Epoque een begrip werd, merkbaar zelfs in Art Nouveau. Frivole welvaartsverschijnselen, met veel charme en veel kitsch, waaraan zelfs Art Nouveau soms gevaarlijk nabij kwam.

Figuren als William Morris in Engeland, Henry van de Velde in België, vermoedelijk met enige reserve Horta, waren nauw betrokken bij de kringen, die, naar Franse aard, niet Marxistisch maar Bakounin-gezind, anarchistisch of socialistisch dachten.

Na het congres van 1872 in Den Haag, dat de definitieve scheuring in de Internationale tussen Bakounin en Marx zag gebeuren, had in België het anarchisme een opmerkelijke aanhang. Belgen waren betrokken bij het congres van 1873 der anarchisten in Genève en in 1874 bij het laatste congres in Brussel. Wallonië bleef revolutionair-anarchistisch, maar in Gent was het Marxisme overheersend.

Het was geen zeldzaamheid, dat een jonge artiest als [...]
d'autres ouvrages de Kris Lenaerts
rechercher des articles similaires par catégorie
rechercher des articles similaires par thème: