Cet album que vous allez feuilleter rassemble des photographies vieilles de 50 à 70 ans. Ce sera une petite remontée dans le temps, le temps d'avant 1914, le "bon temps" aux dires de certains.

En ce temps-là, il y avait encore deux villages, Boits-fort et Watermael. Deux villages, deux vallées, de la Woluwé et du Watermaelbeek, séparées par un plateau où trois tilleuls en sentinelle au milieu des champs réunissaient fraternellement ramures, fleurs et frissons; sur la moire de leurs étangs glissaient des vols de colverts, se détendait par brusques saccades le cou des poules d'eau, la gaze des nuages se déroulait blanche ou grise le plus souvent, se reflétait la puissante verdeur des hêtres ou la rêverie de saules tristes à en pleurer et se posait, à longueur d'heures et de gaules l'interrogation patiente des pêcheurs; la forêt de Soignes toute proche résonnait encore de la cognée des bûcherons et quelque rauque bramement rappelait les grandes chasses de Monseigneur le duc de Brabant, les grandes chasses à courre, à cor et à cri de jadis quand le grand veneur veillait à Boitsfort sur la meute de son maître.

Deux villages vivaient séparés avec, au milieu, leur église, sous le patronage tutélaire de St Hubert et de St Clément. Dans les rues, l'on pouvait rencontrer des fiacres encadrés de leurs lanternes, des ouvriers, le baudrier à l'épaule et poussant brouette, biceps durcis, ou encore la jolie laitière un peu timide et son chien noir attelé à une carriole chargée de cruches; les pavés inégaux faisaient cahoter les fiacres, alourdissaient les brouettes, fournissaient un lait bien mousseux. Des bruits, métalliques surtout, annonçaient bien des passages: roues cerclées de fer, sabots ferrés des chevaux, grelots tintinabulants, grincements des chariots ou des machines agrioles, et, variables avec les vents, les longs hululements, les tchouc-tchouc et les martèlements réguliers des roues des trains constituaient l'essentiel de l'ambiance sonore.


Het album dat u zult inkijken verzamelt vijftig tot zeventig jaar oude foto's. Een teruglopen op de tijd, de tijd van voor 1914; de "goede oude tijd" zeggen sommigen.

En in die tijd waren er nog twee dorpen, Bosvoorde en Watermaal. Twee dorpen, twee valleien van de Wo-luwe en de Watermaalbeek, gescheiden door een plateau, waar drie linden midden in de velden de wacht hielden, terwijl het geritsel van hun takken broederlijk samensmolt.

Aiover de tintelende weerschijn van de vijvers ontwaarde men de vluchten van lepeleenden en waterhoenders. De bemantlijn van de wolken ontrolde zich in wit of meestal grijs, weerspiegelde zich in het machtig groen van de beuken of de dromerigheid van wilgen, om erbij te treuren en de urenlange, geduldige afwachting van de vissers. In het nabijgelegen Zoniën-woud weergalmde nog de slag van de houthakkersbijl en een of ander gebrul riep de grote jachtpartijen op van de hertog van Brabant; de grote hertenjachten van weleer, uit de tijd dat de opperjagermeester over de jachthonden van zijn meester waakte.

Twee dorpen lagen gescheiden, met temidden hun kerk, onder het veilige voogdijschap van de heilige Hubertius en Clementius. In de straten zag men de koetsen met lantaarns, werklui met de draagriem over de schouder en met gespannen spieren een kruiwagen voortsjouwend, of ook de mooie, ietwat verlegen, melkboerin en haar zwarte hond, aangespannen aan een karretje vol kruiken; ongelijke kasseien, die de koetsen door elkaar schudden, kruiwagens nog wat zwaarder maakten en melk deden schuimen. Metaalgeluiden vooral kondigden de vele avoorbijgangers aan: wielen met ijzer beslagen, hoefijzers van paarden, rinkelende belletjes, snerpend lawaai van karren of landbouwmachines, veranderlijk met de wind, langdurig gehuil, tsjoek-tsjoek en regelmatig gebulder van trein-wielen maakten toen de geluidsfeer uit.