livres. lus. approuvés.
Bienvenue chez Bibliomania, le spécialiste en ligne du livre de seconde main
FR  •  NL
Panier
0
Le tram vicinal belge en images / De Belgische buurttram in beeld
Cartonné / 162 pages / édition de 1976
langue(s) : français, néerlandais
dimensions : 150 (h) x 208 (l) x 16 (ép) mm
poids : 375 grammes
Cet ouvrage n'est
pas disponible
actuellement sur
Bibliomania
La Société Nationale des Chemins de Fer Vicinaux (SNCV) fut fondée en 1884 en tant qu'institution d'intérêt public. Son premier objectif a été de grouper des entreprises privées exploitant localement des voies de chemin de fer à voie étroite, de les absorber et de les étendre au besoin en vue de former finalement un réseau national de chemin de fer vicinal. L'implantation de ce réseau permit de mieux relier la campagne aux villes et de faciliter ainsi les déplacements de la population tout en favorisant les échanges, le commerce et l'industrie (transport de personnes, de produits agricoles, de marchandises industrielles, etc.). L'Etat apporta son concours en garantissant les emprunts émis et même en y souscrivant à raison de 50 pour cent. Les provinces et les communes traversées ainsi, que le secteur privé,participèrent également à cette oeuvre de progrès. Chaque ligne ou groupe de lignes fut géré avec un capital propre comprenant un fond de réserve (couvrant éventuellement un déficit) et un fond d'investissement (destiné notamment au financement des extensions).

En 1894, la SNCV exploitait un ensemble de 1.219 kilomètres, dix ans plus tard 2.440 kilomètres et en 1914 4.430 kilomètres de voies. Cette expansion s'est encore poursuivie après la première guerre, principalement de 1920 à 1934 par l'établissement de tracés régionaux, notamment dans les secteurs de Mons, du Borinage, du Centre (La Louvière) et de Charleroi. Ils furent rassemblés en 1936 en un grand réseau qui devint alors, après celui de la Ruhr, le plus étendu de toute l'Europe! Lors de son 50e anniversaire (1934) la longueur totale
des lignes exploitées par la SNCV s'élevait à 5.126 kilomètres. La traction de convois était à cette période assurée par des locomotives à vapeur ou par des autorails (70 pour cent environ) et des motrices électriques.

La société des tramways vicinaux a atteint son apogée en 1952. Elle utilisait à cette époque près de 1000 machines de traction (locomotives ou motrices) et 850 remorques. Le programme de développement du réseau ferré subit les conséquences d'une diminution des résultats d'exploitation dont le déclin s'amorça à partir de 1953.

Les commandes de motrices furent freinées; certaines lignes ont été progressivement abandonnées, d'autres durent être converties et exploitées à l'aide d'un matériel roulant plus souple et plus rapide tel que les autobus avec lesquels des essais s'effectuèrent en 1925 déjà. Fin 1972 la SNCV exploitait encore un réseau de 255 kilomètres de voies dont 248,5 kilomètres de lignes électrifiées (16,7 à Bruxelles et environs, 67,8 le long de la côte et 164 dans le Hainaut) et 5,4 kilomètres desservies par autorail (entre Han-sur-Lesse et les grottes de Han). En contrepartie il y a lieu de relever l'importance des lignes d'autobus de la SNCV qui totalisaient 14.710 kilomètres dont une partie exploitée en collaboration avec la SNCB.

C'est avec nostalgie que beaucoup d'enthousiastes ont vu disparaître à peu près complètement le "tram vicinal". Plusieurs d'entre eux — et ils méritent la reconnaissance de tous — ont luttç pour conserver quelques modèles typiques. Signalons à ce propos le grand effort accompli par l'"Association pour le Musée du [...]


De Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen (NM VB) werd opgericht in 1884 als een instelling van openbaar nut. Ze stelde zich tot doel de trambedrij-ven, die eerder door de private sector waren opgericht, te bundelen, over te nemen en uit te bouwen tot een nationaal buurtspoorwegennet. Hierbij had de NMVB bijzonder oog op de aanleg van lijnen die het platteland vlug zouden verbinden met de steden. Deze netten zouden zowel ten goede komen aan de bevolking als aan de handel en de nijverheid (landbouw, grote bedrijven, steenkolenmijnen enzovoort). Het initiatief werd vanaf het begin gesteund door de staat, die niet alleen de leningen waarborgde, maar deze tevens voor vijftig procent onderschreef. Daarnaast verleenden de provincies en de gemeenten (op wier grondgebied de lijnen werden aangelegd), alsmede de privé sector financiële steun door in te tekenen op deze leningen. Voor elke lijn werd een eigen kapitaal gevormd dat werd aangevuld met een reservefonds (om eventuele verliezen te dekken) en een voorzieningsfonds (om eventuele uitbreidingen te financieren).

In 1894 exploiteerde de NMVB 1219 kilometer lijnen, tien jaar later 2440 kilometer en in 1914 reeds 4430 kilometer. Na de eerste wereldoorlog begon de NMVB met de aanleg van de langere interlokale lijnen. De belangrijkste lijnen waren deze in Bergen, de Borinage, het Centre (La Louvière) en Charleroi. In 1936 werden deze verbonden tot één groot net. Na dat van de Ruhr was het het uitgebreidste van heel Europa!

Het is in de jaren twintig en het begin van de jaren dertig dat de NMVB haar expansie heeft bevestigd. In tien jaar, van 1924 tot in 1934 (toen de NMVB haar vijftigste verjaardag vierde), steeg de geëxploiteerde spoorweglengte van 4430 tot 5136 kilometer. Hiervan werd circa zeventig procent uitgebaat met stoom-loko's en spoorauto's en het overige deel met elektrische motorrijtuigen.

Als trambedrijf bereikte de NMVB haar hoogtepunt in 1952. De maatschappij exploiteerde toen circa 1000 elektrische motorrijtuigen en 850 bijwagens. Hoewel de NMVB op dat ogenblik nog aan de uitbouw van haar tramnet dacht en onder meer nog motorrijtuigen bestelde, begon de uitbating van de tram vanaf 1953 plots en zeer vlug terug te lopen. De maatschappij was genoodzaakt de meeste tramlijnen geleidelijk af te schaffen en over te schakelen op "sneller rijdende autobussen".

Einde 1972 exploiteerde de NMVB een spoorwegnet (met 600 tramrijtuigen) van circa 255 kilometer, waarvan 248,7 kilometer elektrische tramlijnen (16,7 in het Brusselse, 67,8 langs de kust en 164 in Henegouwen) en 5,4 kilometer spoorautolijn tussen Han-sur-Lesse en de grotten van Han. Ter vervollediging kan worden aangestipt dat het autobusnet van de NMVB op hetzelfde ogenblik 14.710 kilometer bedroeg! Vele tramenthousiasten zagen de tram met heimwee verdwijnen. Enkelen stelden alles in het werk om de meest typische trams te bewaren. In dit verband leverden de „Vereniging voor het Tram-"muzeum" (1961) en de „Tramway Touristique de FAisne" (1964) prachtig werk.

Technisch gezien evolueerde de trams van de NMVB traag. Het duurde tot in de jaren vijftig eer de laatste stoomtrams waren vervangen door elektrische motorwagens of dieselspoorauto's. Het zijn de stoomloks geweest die de uitbouw van de NMVB in de hand [...]
rechercher des articles similaires par catégorie
rechercher des articles similaires par thème: