livres. lus. approuvés.
Bienvenue chez Bibliomania, le spécialiste en ligne du livre de seconde main
FR  •  NL
Panier
0
Brussel-aan-Zee
Cartonné / 148 pages / édition de 1980
langue(s) : néerlandais
éditeur : Libro-Sciences
dimensions : 285 (h) x 205 (l) x 15 (ép) mm
poids : 626 grammes
Cet ouvrage n'est
pas disponible
actuellement sur
Bibliomania
Eertijds beschikte ons land slechts over twee goed bevaarbare waterwegen, met name de Maas en de Schelde. Maar ook zijarmen van deze twee stromen werden hier en daar met platboomde vaartuigen bevaren. In de 15de eeuw was Brugge de enige stad met een gegraven waterweg, die zorgde voor de verbinding met de in die tijd belangrijke haven van Sluis. In Brabant was een deel van de Zenne bevaarbaar. Deze verbindingsweg bood Brussel de mogelijkheid om handel op Antwerpen te drijven. Zo gemakkelijk ging dit nu ook weer niet. In 1301 voerde Mechelen een doorvoerbelasting in ; Brusselaars, Mechelaars en Vilvoordenaars kregen ook meer dan eens ruzie. De Zenne zelf had haar luimen. Na de winter zorgde een abnormal hoge waterstand vaak voor spectaculaire overstromingen en 's zomers viel de bedding geregeld droog : toestanden die de scheepvaart onmogelijk maakten.

Tijdens de regering van Karel de Stoute, de opvolger van Philips de Goede, deden de Brusselaars stappen om een kanaal naar de Rupel te mogen graven. Ze zouden niettemin moeten wachten tot na dood van Karel de Stoute in 1471. Op 4 juni van hetzelfde jaar verleent zijn dochter, Maria van Bourgondië, een octrooi tot het graven van een nieuw kanaal.

Aan het octrooi waren enkele liberaliteiten verbonden : de stad Brussel ontving de helft van het vaargeld geheven voor het gebruiken van de nieuwe waterweg en was verder gedurende 12 jaar vrijgesteld van hertogelijke belastingen. Dank zij deze gunst zouden de Brusselaars het eindelijk zonder deze wispelturige rivier kunnen stellen, waarvan zij tot dan toe zo afhankelijk waren. Het was tevens een ideale gelegenheid om zich te onttrekken aan het tolrecht dat ze aan de Mechelse stadskas betaalden.

Het volstond immers dat het tracé van het nieuwe kanaal niet meer over het gebied liep dat onder Mechelen ressorteerde.

Anderzijds stipuleerde het octrooi dat het kanaal binnen de grenzen van Brabant moest lopen.

Niet te verwonderen dat dit niet naar de zin van de Mechelaars was.

Aan tegenstand ontbrak het bijgevolg niet. Toch bleef de beslissing om het kanaal te graven van kracht.

Het zou helemaal over het grondgebied van het Hertogdom Brabant lopen : van Brussel over Vilvoorde tot aan het dorp Willebroek waar het vlak vóór de gemeente Boom in de Rupel zou uitmonden.

In naam van de Keizer werden aangesteld : Karel Quarré en Corneel Scheppers. De stad Brussel duidde op haar beurt drie afgevaardigden aan : Jan van Locquenghien, amman van de stad, Adolf van Douverein, afgevaardigde van de patriciërsfamilies en de lakenkoopman, Jan Stassaert. Om de kosten voor het graven van het kanaal te dekken werden nieuwe stadsbelastingen ingevoerd ; 1 tot 6 stuivers per geslacht stuk vee, 2 florijnen per bierbrouwketel, 9 mytes per klein wit broodje (1 myte = l/72ste van een stuiver), 1/2 stuiver per wijnmaat buitenlandse wijn en 1 duit per wijnmaat inlandse wijn.

De partijen bleven elkaar het leven zuur maken, zodat Maria van Hongarije op 30 mei 1550 een nieuwe clausule voegde bij haar vroegere octrooi, waarin ze voorschreef dat Brussel binnen de bepalingen van het octrooi op het gepaste ogenblik met de werken mocht beginnen, op voorwaarde echter dat de dijk van de Rupel vóór Boom (of elders) niet zou worden doorgestoken dan na het bekomen van een speciale vergunning van hare Majesteit. De vergunning werd op 18 januari 1553 verleend. De tekst is vooral belangrijk omdat er uitdrukkelijk in gesproken wordt over de op het kanaal te bouwen sluysen ofte sassen.

De aanleg van de vaart valt nagenoeg samen met de uitvinding van de schutsluis. Men mag dan ook stellen dat de toenmalige ingenieurs van de vaart van Willebroek bij de eersten waren die deze nieuwe techniek hebben toegepast. De schutsluis, een uitvinding van twee Italianen uit Viterbo, zou voor het eerst zijn uitgetest op de Ourcq in Frankrijk omstreeks 1528, toen pogingen ondernomen werden om de rivier bevaarbaar te maken. Op de vaart van Willebroek stonden er tussen 1550 en 1561 - dus tijdens de periode van aanleg - verschillende sluizen met puntdeuren. Een kaart uit die tijd vermeldt overigens het bestaan van die sluizen (... aldus syn spuyen ...). Verder staat op een in 1587 geslagen penning duidelijk een van de voorzijden van de sluis Drie-Fonteinen afgebeeld. Op dit muntstuk staat de inscriptie "God bewaert en gespaer de vaert" gegraveerd. België kan er dus op bogen dat het in het midden van de 16de eeuw over een modern, met schutsluizen en puntdeuren uitgerust kanaal beschikte.

Op de andere kanalen moest men het zien te rooien met de primitieve "overdrachten" of "dobbelcraenen" om niveauverschillen te overbruggen. De vaart van Willebroek is het oudste kanaal van ons land op dat van Brugge naar Sluis na.

Het tracé ligt op de noord-zuid as. Het loopt buiten Brussel links langsheen Vilvoorde over Humbeek, Kapelle-op-den-bos, Tisselt en Groot-Willebroek tot aan de Rupel, op het grondgebied van Klein-Willebroek, vlak vóór Boom.

De lengte bedraagt meer dan 28 km en tot het begin van deze eeuw kwamen daar nog eens 1.500 meter binnendokken bij, die het kanaal tot in het hart van de stad doortrokken en in werkelijkheid de oude haven van Brussel uitmaakten.

De werken, in 1550 aangevat, werden na vele verwikkelingen in 1561 voltooid.
rechercher des articles similaires par catégorie
rechercher des articles similaires par thème: